Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO1291

Datum uitspraak2003-12-24
Datum gepubliceerd2004-01-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200308528/1 en 200308528/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 4 maart 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede (hierna: het college) aan Stadsdeel Noord van de gemeente Enschede vergunning verleend voor het kappen van een linde en een eik op de [locatie] in die gemeente, op een bouwterrein tegenover nr. […], zoals aangegeven op de bij de vergunning behorende gewaarmerkte tekening.


Uitspraak

200308528/1 en 200308528/2. Datum uitspraak: 24 december 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van: [appellanten], beiden wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Almelo van 1 december 2003 in het geding tussen: appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. 1. Procesverloop Bij besluit van 4 maart 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede (hierna: het college) aan Stadsdeel Noord van de gemeente Enschede vergunning verleend voor het kappen van een linde en een eik op de [locatie] in die gemeente, op een bouwterrein tegenover nr. […], zoals aangegeven op de bij de vergunning behorende gewaarmerkte tekening. Bij besluit van 3 oktober 2003 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 1 december 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Almelo (hierna: de voorzieningenrechter), voorzover thans van belang, het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 december 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep hebben zij aangevuld bij brief van 18 december 2003. Deze brieven zijn aangehecht. Voorts hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 december 2003, waar appellant [naam] in persoon en het college, vertegenwoordigd door M.D. Rol en P.M. Stinenbosch, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en ook overigens bestaat geen beletsel om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2.2. Hetgeen appellanten in hoger beroep naar voren hebben gebracht, komt in essentie neer op een herhaling van hun betoog in beroep en kan niet leiden tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven. De voorzieningenrechter is op goede gronden tot een juiste beslissing gekomen. 2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Gelet hierop, bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening geen aanleiding, zodat het verzoek daartoe moet worden afgewezen. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Dallinga Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2003 18.